Naar de Zwarte Zee en terug.
Reisverslag van een solo-fietstocht van Györ in Hongarije door Bulgarije
naar de Zwarte Zee in Roemenië. Terug van de Zwarte Zee naar Nederland door
Slowakije, Tsjechië en Duitsland.
Om 13:30 uur stap ik thuis op de fiets om naar het NS station in Apeldoorn
te gaan. Vandaar met de trein naar Utrecht. Vierentwintig uur later stap ik
uitgerust, uitgeslapen, uit de fietsbus in Györ Hongarije.
De busreis is me meegevallen. Van Utrecht naar Eindhoven staan we lange tijd
in een normale huis tuin keuken file.
In Eindhoven stappen twee ‘verse’ chauffeurs op de bus, die ons naar Wenen
brengen. ‘s Avonds om 11 uur wordt de bus omgebouwd tot een slaapbus. Dat
wil zeggen, de banken worden zodanig omgeklapt dat er door de gehele bus,
aan beide zijden, een stapelbed ontstaat. De onderste slapers liggen
ongeveer 10 cm van de vloer. De bovenste 50 cm van de bagagerekken. Voor de
ouderen worden de bovenste geadviseerd. Daar maak ik dankbaar mis-gebruik
van, door me als oudere aan te melden.
Het is even wennen aan het geschommel van de bus, maar dan slaap ik lekker
de gehele nacht door. Om 07:00 uur wordt er bij een Raststätte gestopt voor
ontbijt, ondertussen wordt de bus door de chauffeurs weer teruggebouwd.
We zitten met 20 personen in de bus.Veel ‘oudere’ mensen onder ons. Een paar
‘jongere’ mensen spreken mij aan, en vragen of ik ook met de twaalf daagse
campingtocht mee ga. Ik zeg volmondig nee. Van de 20 zijn er 12 die met deze
georganiseerde tocht meegaan. Bagage wordt in een auto geladen, en bij de
fietsers, na dagtochten van 40 tot 70 km, op de volgende camping nageleverd.
Ik, snob, hou me nog net in door niet te zeggen, dat ik voor 40 km mijn
fiets niet uit de schuur haal. De jonge mensen zijn echter wel tevreden met
deze afstanden. Ze fietsen, niet voor het fietsen, maar voor het stoppen (bv
wijn proeven). Iets voor mij om over na te denken. Echter het wel veel
oudere gezelschap staat hun niet zo aan. Ze hadden bewust niet geboekt voor
een 50+ tocht en toch is de rest van het gezelschap ruim boven de 50.
In Wenen worden de 2 Nederlandse chauffeurs vervangen door een Oostenrijker.
Als we de grens met Hongarije gepasseerd zijn, vraag ik hem waar hij in Györ
zal gaan stoppen. Dat weet ik nog niet, in zijn antwoord, dit is mijn eerste
reis op deze bus. Ik leg hem uit dat ik, zoals afgesproken, naar hotel RABA
wil, waar ik via Internet, een kamer geboekt heb. Hij zal zijn best doen.In
Györ aangekomen stop hij ergens in het centrum en verdwijnt voor ongeveer
een kwartier. Komt terug, wijst enkele huizen verderop aan en zegt dat daar
het hotel RABA is en of ik, met nog iemand hier uitstappen wil. Doen we. De
fietsen worden uitgeladen, terwijl ik bezig ben het stuur weer recht te
zetten, hoor ik “Goede reis en prettige vakantie”. Maar ik heb mijn
fietstassen nog niet. Ren naar de chauffeur en vraag waar mijn bagage is.
Net op tijd. Was hij even vergeten uit te laden. De mede-uitstapper heeft
ondertussen op mijn fietst gepast.
Deze man, 71 jaar (!) oud, of moet ik zeggen jong, gaat in zijn eentje terug
naar Zevenaar, waar hij de 19de juli terug moet zijn, omdat zijn vrouw de
20ste jarig is. We drinken samen in het hotel nog enkele pilsjes. Ik leer
van hem dat de meeste doorgaande wegen in Hongarije voor fietsers verboden
zijn. Zo maar opeens, zonder dat er een alternatief is. Bij het toeristisch
informatie centrum, met zeer vriendelijke mensen, vragen we hoeveel de
bekeuring is als we toch op dergelijke wegen fietsen. Ze beginnen te lachen,
praten met elkaar in het Hongaars, en zeggen dan lachend “één maand
dwangarbeid”. Ze weten het niet. De Zevenaar vertrekt, na zich op mijn kamer
omgekleed te hebben. Het is 15:00 uur en hij wil vandaag nog ongeveer 70 km
fietsen.
Zit lekker op een terras met een hapje en een drankje. Te zien wat hier
voorbij komt is een lust voor het (mannelijk) oog. Had ik niet verwacht in
een voormalig Oostblokland. Negen uur in de avond. Alleen is ook maar
alleen. Een gevleugeld spreekwoord. Omgeving is goed, eten en drinken ook.
Toch ongezellig, dan merk je pas echt goed dat je, ik alleen op reis ben.
Woensdag 3 juli 2002 | Györ – Balatonkenese (122 km)
|
Een half uur langzaam omhoog, net 10 km per uur halend, goed vol te
houden. Dat is toch iets anders dan wat ik me van de eerste ‘vlakke’
tocht verwacht had.
De weg is redelijk rustig. Af en toe haalt me een clubje auto’s in. Soms
schrik ik van de rust waarmee autobussen me inhalen. Ze hebben moeten
afremmen voor tegenliggers en rijden dan opeens, zonder dat ik ze heb
horen aankomen, naast me. Hoe verschillend het verkeer hier ervaren
wordt.
Mijn vader, die hier vorige maand met de caravan rondtoerde,
waarschuwde mij voor de scheurende en snijdende Hongaren. Nou ja, ze
rijden hard, maar remmen (tot nu toe) goed en op tijd.
Bij het naderen van het Balaton meer wordt het verkeer drukker. Met de
hitte en de numerieke heuvels, even niet aangenaam. Na 90 km bereik ik
het meer. Dan is daar opeens een redelijk geasfalteerd fietspad, dat
rond het meer voert. Na 30 km dit pad gefietst te hebben, heb ik er
genoeg van gezien. Camping aan camping, de ene ligweide na de andere. Ik
zoek een Gasthof, een beetje weg van het meer.
Voordat ik het Gasthof bereik ontmoet ik 3 Hongaarse meisjes en een
Hongaarse jonge vent. Één van de dames heeft een lekke band, kan
gebeuren. Gevieren staan ze er druk redenerend omheen. Ik vraag in het
Engels of ik helpen kan. Één dame spreekt Engels. Zonder bandafnemers
kan ik de buitenband van het wiel halen, begint niet goed. Binnenband
oppompen, om het lek te vinden. De Hongaarse kerel, wil dat ook mij nog
laten doen, echter één van de dames geeft hem een por en hij begint toch
te pompen. Geen lek kunnen vinden, band er weer in, binnenband komt bij
het oppompen spontaan uit de buitenband. Hoe hebben ze hier mee kunnen
fietsen? Het groepje wil de 230 km rond het meer fietsen. Ik probeer ze
duidelijk te maken, dat ze beter een nieuwe band kunnen kopen. Jammer
dat ik niet heb kunnen helpen.
Vijf uur, het is drukkend zweterig warm. Was een tijdje aan het meer.
Voor mij geen plaatst om met vakantie te gaan. Misschien zijn er mooiere
gedeelten. Heb echter geen zin om hier nog langer te blijven. De villa’s
aan het meer met grote tuinen zijn prachtig.
Donderdag 4 juli 2002 | Balatonkenese - Szeged (207 km)
|
Met de wind in de rug scheur ik over de poesta. Ook de auto’s
scheuren, maar die hebben andere voordelen, dan de wind in de rug.
Voordat ik de poesta bereik moet ik nog enige heuveltjes beklimmen. Pas
na de Donau beginnen de zuidelijke vlakten. Op de smalle brug over de
Donau gaat een vrachtauto met aanhanger mij inhalen, met tegenliggers in
de onmiddellijke nabijheid. Ik zie het aankomen,; die moet mijn snijden.
Vol in de remmen. Loopt goed af, met dank aan mijn beschermengel.
Na de brug zie ik in de verte enkele vakantiefietsers. Met het zweet op
de kop haal ik ze uiteindelijk in. We stoppen, het zijn drie Hongaarse
jongens, vriendelijk, maar ze spreken nauwelijks Duits of Engels en ik
geen Hongaars. De Hongaren, in het algemeen, zijn er trots op dat hun
taal tot één van de moeilijkste ter wereld behoort.
Ik ga weer verder, de poesta op.
Graanvelden, zonnebloemen, druiven,
maïs aardappelen ed. Een dorpje is een welkome afwisseling in het toch
wel eentonige landschap. De zonnebloemen op de velden doen hun naam eer
aan. Aan de stand van de bloem, kun je zien waar de zon vanachter de
wolken weer te voorschijn zal komen. Een kleurrijk vrolijk gezicht. Toch
lees ik in de Lonely Planet dat Hongarije gemiddeld het hoogste aantal
zelfmoorden van Europa telt. En de meest daarvan vinden hier op de
poesta plaats. Hoe kan dit met deze kleurige van Gogh bloemen? Hoewel,
Vincent is er zelf ook niet vrolijker van geworden.
Als ik denk nog 10 km van mijn einddoel van deze dag verwijderd te zijn,
zie ik een bord Szeged 33 km. Shit. Tegenvaller, ben moe, dit wordt een
dag van meer dan 200 km. De gehele dag al achtervolgen mij pikzwarte
luchten, afgewisseld met zon. Tot meer dan een paar spetters komt het
niet. Maak me dan ook niet druk als vlak voor Szeged weer een zwarte
lucht ontdek. Na twee halve liters in het hotel waar ik mijn intrek
genomen heb ontdek ik echter dat de straten blank staan. Het regent
zwaar met onweer en bliksem. Net op tijd binnen.
Op al mijn fietsvakanties groet ik (bijna) alle mensen met wie ik
oogcontact krijg. Niet alleen omdat ik een vriendelijk mens ben, maar je
weet nooit of je ze nog nodig kunt hebben bij pech. Tot voor de poesta
waren de mensen zeer terughoudend, hier op de vlakte begint het
teruggroeten los te komen.
Aan de diversiteit van de dode dieren op het asfalt kun je ongeveer
aflezen wat er allemaal leeft in het groen langs de weg. Diverse soorten
wezelachtigen, in verschillende bont(jas)soorten, egels,hert, vossen,
dassen, 2 meter lange slang (had ik hier niet verwacht). Er ligt veel
dood wild op straat. Jammer.
Hoe een mooie stad lelijk kan zijn. Szeged. Deze stad werd in 1879
grotendeels verwoest door een overstroming van de rivier. Één architect,
een zekere Lajos Tisza heeft de zaak herbouwd. Mooie brede straten,
parken, majestueuze gebouwen. Echter alles lijkt een beetje op elkaar,
de zelfde stijl. Dat verschillend zijn maakt nu juist een stad mooi voor
mij.
Vrijdag 5 juli 2002 | Szeged (Hongarije) – Timisoara (Roemenië) (159 km)
|
Een zeer enerverende dag. Er zijn niet zoveel grensovergangen naar Roemenië,
dus erg druk op de weg. Veel vrachtverkeer. Het begint goed. Ik verlaat
Szeged op een prachtig fietspad. Opeens einde fietspad, hoofdweg verboden
voor fietsers, aan de linker zijde vind ik weer een fietspad. Na enkele
minuten wederom einde fietspad, ook hoofdweg weer verboden voor fietsers en
geen fietspad aan de andere zijde.
">Ik ga toch de hoofdweg maar op. Passeer
diverse borden, dat dit verboden is, maar zie ook geen alternatieve route.
Had al, in andere reisverhalen, gelezen dat dit voor meerdere fietsers een
probleem was. Ik fiets zo rechts mogelijk op de witte streep, zo’n 10 cm van
de rand van het asfalt. Vrachtauto’s razen voorbij. Heb vandaag
hoofdzakelijk witte streep gezien. Dan opeens kort na elkaar, 2 joekels van
borden “Verboden te fietsen”. Te groot om nog fatsoenlijk te kunnen zeggen
dat je ze niet gezien heb. Toch door. Dan zie ik door het hoge riet enkele
fietsers bewegen. Een fietspad? Ik worstel me met fiets door het riet en
vind zowaar een fietspad. Maar wat een verrassing, na 50 meter eindigt dit
pad en worden de fietsers de hoofdweg opgestuurd.
Na tientallen borden genegeerd te hebben bereik ik de Hongaars/Roemeense
grens. Hier fiets ik het vrachtverkeer, dat me onderweg voorbij geraasd
heeft en nu in een lange file voor de grens staat, rustig voorbij. Ik
profiteer van het op de fiets zijn, rij de file personenauto’s voorbij en
sluit aan achter degene die op dat moment gecontroleerd wordt. Ik ben op het
ergst voorbereid. Grensformaliteiten in (oud) Oostblok landen! Maar neen.
Zowel de Hongaarse als de Roemeense douane erg vriendelijk. En met een
stempel mag ik snel weer verder.
Omdat het vrijdag is, en in het weekend de banken gesloten zijn wil ik
direct geld wisselen.
Ik wissel 300 €. Als ik de Roemeense Lei in ontvangst
neem, voel ik me net een bankovervaller; twee, elk twee cm dikke pakketten
van 50000 Lei biljetten.
In Roemenië gelukkig geen onaangename borden “ Verboden te fietsen” Wel erg
warm, zo rond de 30 graden.
Ik schrijf dit op een terras in Timisoara, de geboorte stad van de originele
Tarzan, Johnny Weismüller. Meerde jonge dames lopen hier rond, gekleed als
Jane. Voor mij erg verwonderlijk, zoveel mooie en goed geklede vrouwen te
zien.
Had heel andere ideeën van de Oostblokvrouw. Ook hier heeft de GSM
terreur toegeslagen. Bijna een ieder met een beetje aanzien heeft er een op
zijn heup of in het handtasje. Hoor verschillende melodieën om me heen. Voel
me echt thuis. Yek.
Timisoara is ook de stad waar de revolutie tegen Ceauşescu in 1989 begon.
Meerdere gedenktekens en foto’s in etalages herinneren hieraan. Vooral de
foto’s maken zeer veel indruk op mij.
Ten aan zien van het geld begin ik steeds zorgelozer te worden. Heb het
contact met de waarde ervan een beetje verloren. Hongaarse Forint, Roemeense
Lei, terugrekenen naar Euro en o ja hoeveel gulden is dat eigenlijk. Te veel
moeite. Ik bestel, nu in een restaurant van een kaart waarop geen prijzen
vermeld staan. Ook met prijzen is het hier in Roemenië erg onduidelijk
hoeveel het uiteindelijk zal gaan kosten, meerdere spijzen zijn vermeld per
100 gram.
Je weet nooit hoeveel maal 100 gram je krijgt. Afwachten maar.
Vaak ben ik te achterdochtig in dergelijke landen. Hopelijk nu ten onrechte.
Het restaurant begint vol te lopen, moet dus wel goed zijn.
Het eten is goed, maar mijn achterdocht is terecht. Het is te donker in het
restaurant om, ook met bril, de rekening goed te kunnen zien. Duur, 25 USD.
Uit ervaring weet ik dat het in deze landen moeilijk te discussiëren is, dus
ik betaal maar. Op mijn hotelkamer aangekomen, bestudeer ik de rekening wat
beter. Sigaretten heb ik niet gehad, bier wel, maar niet zoveel, ook maar
één whisky in plaats van twee. Volgende keer beter oppassen en mijn
(gezonde) achterdochtige gevoelens volgen.
Zaterdag 6 juli 2002 | Timisoara – Mehadica (179 km)
|
De dag begint saai. Eindeloze akkers met af en toe een arbeider. Het is
zaterdag dus het is tamelijk rustig op de weg. Ik ben blij met elke bocht in
de weg, iets van afwisseling. Ga helemaal uit mijn bol als ik een dorpje
doorfiets. Wat en glimlach al niet kan doen. Ik groet veel mensen, de meeste
(hier) knikken terug. Af en toe een brede grijns en een hand in de lucht.
Doet me goed als je zo alleen fietst.
In de verte inkt zwarte wolken, maar voor mij geen regen. Als ik later over
de kasseien van Lugoj fiets, moet ik om de grote plassen heen.
Na Caransebes krijg ik zicht op de Karpaten. Langzaam maar gestadig klim ik
omhoog, niet echt steil. De vriend op de poesta is de vijand in de Karpaten;
de wind vol op kop.
Het landschap nu is mooi en afwisselend, bos boerderijen, dorpjes, weilanden
en natuurlijk de vergezichten op de bergen. Op mijn eerste pas in de
Karpaten, 540 meter hoog, had ik een foto willen maken, maar zie nergens een
herkenningspunt.
Laat me lekker naar beneden karren. Niet te snel, want de weg is niet zoals
we dat in Nederland gewent zijn.
Om 3 uur bereik ik een hotel, wat ik op de kaart uitgezocht had. Een
chauffeurs-café-restaurant-hotel in the middle of nowhere. Hier heb ik geen
zin om de namiddag en de avond door te brengen. Toch opmerkelijk, dat je
andere eisen aan je onderkomen stelt als je alleen op pad bent.
Dan maar verder.
Het is toch bergafwaarts. Of niet? Helling 8% omhoog, en
niet te kort. Shit. Maar ook na deze stijging volgt er een afdaling.
Tien uur op de fiets. Begin moe te worden. Ik zie een camping/motel. Vraag
of ze kamer hebben. Neen, het motel is nog niet klaar, maar er staat nog wel
een caravan, waar ik een nacht in kan slapen. Wel duur voor één persoon,
maar ben moe en heb geen zin om verder te gaan. Ik geniet voor mijn caravan,
op een bijna lege camping, van de bliksemflitsen boven de bergen. Ziet er
erg donker uit, het onweer blijft in de bergen.
Zondag 7 juli 2002 | Mehadica – Calafat (144 km)
|
De schapen en de schaapherder verdringen zich in de schaduw van een boom. De
Hollander fietst stug door. De boer ligt in de schaduw van zijn wagen, op
het veld te snurken. De Hollander fietst stug door. Het is gekkenwerk, niet
leuk meer. Vijfendertig graden, droge harde wind tegen. De Hollander fietst
stug door. De meest, tot nu toe, verschrikkelijk fiets etappe van mijn
leven.
Het begon leuk. Licht bewolkt. Voor het eerst, echt vlak lang de Donau
fietsend. Verbazingwekkend rustig op de weg. Aan de andere kant van de Donau,
in Joegoslavië, hangt een onweersbui. Heeft waarschijnlijk geen paspoort,
want blijft aan die kant.
Dan een eerste stuw in de Donau. Daarbij een elektriciteitscentrale. Daarna
beginnen de bonken roest, oude verwaarloosde fabrieken, nog steeds in
gebruik. Het is niet meer die schöne blaue Donau. Na Dobreta verlaat in de
doorgaande B-weg.
Het wordt nog rustiger. Ik dacht nu in de Donau-vlakte te
zijn, word echter verrast op meerdere heuvels. Deze keer, in de hitte, stap
ik af en loop de heuvel op. Het landschap wordt niet mooier, saaie
maïsvelden, verwaarloosde wijngaarden, troosteloze, desolate dorpjes. De
mensen uit deze dorpen halen hun (drink)water uit putten langs de weg.
Schijnt goed te drinken te zijn. Maar voorlopig, zolang ik nog cola kan
kopen, waag ik er me niet aan.
Wat is eigenlijk “mooi weer”? Zon beetje wind. Vijfendertig graden,
brandende zon, snoei harde droge wind tegen. Dit kan ik niet echt als mooi
weer betitelen. Als dit zo doorgaat, dan fiets ik door naar de Zwarte Zee en
neem de kortste weg weer terug naar Apeldoorn.
Ben nu in Calafat, een dorpje op de grens van Roemenië en Bulgarije. De
Bulgaarse GSM provider stuurt me, netjes in het Nederlands, een
welkomstbericht. Gelukkig een redelijk hotel. Het hotel kost USD 15 maar
betalen tegen de dagkoers in Roemeense Lei. Vanavond om 8 uur is er warm
water en waarschijnlijk morgen om 6 uur ook. Ik ben allang blij dat er water
is, warm of koud. Groot hotel, blijk de enige gast te zijn.
Maandag 8 juli 2002 | Calafat – Corabia (148 km)
|
Dit is de kamer, met wasbak, de baas kijkt zelf verbaasd als er water uit de
kraan komt. Daar is het toilet. En de douche, vraag ik. Douche daar, en hij
wijst naar de Donau. Ik kijk hem verbaasd aan, maar hij blijft serieus. Het
hotel is in (groot) verval, en wordt volgens de patron nu gerenoveerd. Ik
zie nog niet veel vorderingen.
Er zijn van die dagen, ik geef toe dat het er
weinig zijn, dat ik niet voor een grote boodschap naar het toilet hoef. Ik
hoop dat morgen een dergelijke dag is, als ik het toilet gezien en geroken
heb. De kleding die gisteren nog de classificatie ‘vuil’ had, is nu schoon
genoeg. Toch verrassend hoe verfrissend een natte handdoek over je lijf kan
voelen. Voel me nu toch weer redelijk fris.
Het is verschrikkelijk warm 36 graden. De wind is weer mijn vriend geworden
en de weg daalt gestadig met de Donau mee.
Nors kijkt de barjuffrouw mij aan, als ik na ongeveer 10 minuten op het
terras denk dat het zelfbediening is. Kom zo, of iets dergelijks bromt ze.
En dat doet ze ook. Van de Roemenen krijg ik nog geen hoogte. De meeste, tot
nu toe, zijn nors, onvriendelijk, verzuurd met een verhard gezicht. Gisteren
in een restaurant wel weer een vriendelijk bedienende dame. Die, denk ik,
inmiddels wel weet, dat je met een beetje vriendelijkheid een goede fooi
kunt binnenhalen. Bij mij lukt dit.
Als je in Roemenië, buiten een dorp, in de vrije natuur wilt plassen, stel
dit dan niet uit tot na het dorp. De dorpen kunnen kilometers lang zijn.
Bijna alle Roemenen wonen aan de hoofdweg.
Haalde vandaag een dikke Roemeen op een fiets in. In het voorbijgaan riep
hij iets, verstond hem niet, maar knikte vriendelijk. Hij begon sneller te
fietsen, dacht eerst even dat hij een wedstrijdje wilde, maar ook harder en
feller te schreeuwen. Voelde me er toch niet veilig bij en fietste, wat
sneller door. Die dikke kon langer volhouden dan ik dacht, heb enkele
minuten 30 km per uur gefietst, daarna was hij uit het zicht verdwenen.
Vandaag, op straat, zag ik een groot aantal mensen bijeen. Een ongeluk?
Dichterbij gekomen, zag dat alle mannen een handdoek op hun linker schouder
vastgepind hadden. Bleek een begrafenis te zijn. In een zijstraat zag ik
later de mooi opgetuigde lijkkist staan. Wat de bedoeling van de handdoek
is, heb ik nog niet kunnen achterhalen.
In een fast food restaurant met airconditioning, heerlijk koel, eet ik mijn
lunch. Heb nog geen ander (echt) restaurant hier kunnen ontdekken. Eet deze
dagen ’s middags om ongeveer 15:00 uur en om 20:00 uur nogmaals avondeten.
Na het diner vind ik in blok 16 een internetcafé. In een donkere kamer zit
een tiental tieners spelletjes te spelen. Ik beantwoord mijn mail. Buiten
raast, zoals elke avond tot nu toe, weer een kleine storm, met veel regen.
Dinsdag 9 juli 2002 | Corobia – Giurgiu (155 km)
|
Niet naar het toilet gaan is niet gelukt. Tweemaal moest ik zelfs. Het is
moeilijk een hurk toilet met (fiets)spierpijn in de knieën correct te
gebruiken….. Verdere details zal ik u besparen.
De douche heb ik de vanmorgen toch gekregen. Regen, en niet te weinig. Vroeg
opgestaan, om 05:30 uur op de fiets. Heerlijk fris weer. In de verte donkere
wolken met bliksem. Zie dit al twee uur zo, dus fiets rustig door. Dan
opeens begint het toch te regenen. Rij eerst gewoon door, mijn kleding en ik
worden zo weer een beetje schoon. Dan begint het nog harder te regenen,
modder spoelt in grote golven over de straat. Toch maar even schuilen in een
bushokje. Half uur later brandt de zon weer.
Volgens de Lonely Planet is er vlakbij de grens een redelijk hotel met een
goed restaurant. Het hotel is niet redelijk en er is geen restaurant meer.
Douchen moet op kamer 24, deze is wel bezet, dus kunt u er alleen maar
douchen. Ik blijf op mijn eigen kamer, koud water blijkt er wel te zijn. Een
slecht hotel was nooit zo erg. Er was in de buurt altijd wel iets anders
interessants te vinden. Hier aan de grens met Bulgarije niet, het lijkt wel
een getto. Haal in een klein dorpswinkeltje worst, kaas, brood en bier. Dit
is vandaag mijn lunch en diner.
Snel als Lucky Luke trek ik mijn dazer. Richt. Druk….. en de hond trekt zich
terug. Een dazer is een klein apparaatje dat een zeer hoog geluid
produceert, onhoorbaar voor mensen, en zeer irritant voor (agressieve)
honden. Het werkt, vandaag tweemaal met succes ingezet. In de beschrijving
lees ik dat het niet toepasbaar is op dove honden. Nu maar hopen dat ik geen
agressieve dove honden op mijn pad tref. In Roemenië zijn zeer veel
zwerfhonden. De Roemenen zijn een hondenlievend volk. Echter in het
communistische tijdperk werden vele mensen van het platte land, naar flats
in een industriestad gedreven. In deze flats was geen ruimte voor honden.
Via SMS vraag ik het thuisfront, of ik voor Bulgarije een visum nodig heb.
Neen is niet nodig.
Woensdag 10 juli 2002 | Guirgui (Roemenië) – Silistra (Bulgarije) (122 km)
|
Ben in Bulgarije beland. De overnachtingen in Roemenië werden steeds
slechter en de vooruitzichten niet beter. Weet niet eens welke munteenheid
ze hier hebben. Heb zo-even 50 ?? uit de muur gehaald. Binnen de bank zie ik
dat één Euro 1,99 ?? is.
De grensovergang ging ook deze keer weer redelijk gemakkelijk. Was vroeg
naar bed gegaan, om het smerig (hotel) kot bij het eerste daglicht te kunnen
verlaten. Grenzen hebben nog steeds altijd iets umheimlichs voor mij. Deze
vooral. Eerste controle. Paspoort. Pak de hoes waar het paspoort in zit, is
genoeg, ga maar verder. Bij de tweede controle staan op dit vroege uur al
meerdere auto’s. Voordeel van de fiets. Eenvoudig voorbij rijden. Een
vriendelijk douane beambte verwijst me naar een collega die na een korte
blik mijn paspoort stempelt. Als ik verder wil fietsen, komt een ander boos
roepende hoge ome naar buiten. Wil nogmaals mijn paspoort zien. De eerste
vriendelijke beambte legt iets uit en ik mag verder. Derde controle, door
twee militairen. Bekijken mijn paspoort en maken enkele aantekeningen. Waar
gaat u naar toe? Bulgarije, Silistra zeg ik. Ze wijzen in de richting
vanwaar ik kom. Bij het zien van mijn verbaasde gezicht beginnen ze hard te
lachen en zeggen dat ik toch wel goed ben. Dan wijzen ze in de richting
vanwaar ik gekomen ben. Wat is daar? Ik speel het spel mee en zeg netjes
“Roemenië”. “Neen, dat is Afghanistan” en ze beginnen nog harder te lachen.
Blijkbaar voelen ze zich niet zo happy in hun eigen land. Dan mag ik verder.
Ze waarschuwen me nog voor de banditos aan de andere kant van de grens. Ik
zeg banditos zijn overal. Later zal een Bulgaar me voor de banditos in
Roemenië waarschuwen.
Over de brug, over de Donau. Links een rood opkomende zon boven het water.
Boven mij, op een bord in grote letters BULGARIJE. Durf hier geen foto te
maken.
Aan de Bulgaarse kant gekomen doen ze ook niet moeilijk. Stempel en verder.
Echter alle auto’s moeten door een diep ontsmettings (denk ik) bad rijden.
Ik kan de bodem niet zien, en weet dus niet of er voor de fiets gevaarlijk
kuilen onder water zijn. Een aardige grens dame ziet mijn twijfel, en wijst
me een paadje dat langs het bad loopt.
Als ik Silistra binnen fiets, staat daar een man voorovergebogen tegen een
boom. Het is duidelijk wat hij van plan is. Echter één ding is hij vergeten,
zijn gulp te openen. Zijn broek is van boven tot onder nat. Te veel gebruik
van alcohol, is in deze landen een (geaccepteerd) probleem. Ik kan me er wel
iets bij voorstellen als ik de desolate dorpen en fabriekscomplexen zie.
Na een paar halve liters bier, zoek ik een restaurant. Eerste schrik, kan er
niets van lezen, ook hier, zoals in Griekenland, het cyrillische schrift.
Onderweg heb ik de richtingsborden met enige moeite kunnen ontcijferen. De
tweede kaart die ik van de ober krijg is gelukkig in het Engels. Kies de
specialiteit van het huis en probeer de ober duidelijk te maken, dat ik ook
graag een salade van het land wil. Smaakt alles voortreffelijk.
Was nog nooit zo slecht voorbereid op vakantie. Eigenlijk niet slecht. Het
was een bewuste keuze, me niet voor te bereiden. Zodat het avontuur (nog)
groter zou worden. Niet plannen heeft voor- en nadelen. Ik laat het maar op
me afkomen. Een halve liter bier kost hier 1 ??, dus een ½ Euro, niet slecht
voor een grote stad.
Vanmiddag een paar uur met een Bulgaar, die in Antwerpen en Berlijn gewerkt
had, op een terras zitten praten. Hij sprak een mengelmoes van Nederlands en
Duits, kan ik ook goed. Veel vragen over de onvriendelijkheid van de mensen
kon hij ook niet beantwoorden. Hij wilde naar Sofia om te gaan werken, hier
in Silistra was weinig werk te vinden. Hij had geen zin om voor ‘een kopje
koffie op het terras’ te gaan werken. Wilde het grote geld in de grote stad.
De mensen met de grote auto’s waren volgens hem de ‘oud’ communisten bazen
of de maffiosi. Ik vraag hem hoe de goed geklede jonge dames en heren aan
hun geld komen. Eerst chique kleding, en dan eten is zijn antwoord. Een paar
jaar geleden was het, zo verteld hij nog, voor de Bulgaar verboden zich met
buitenlanders te onderhouden.
Op zijn advies eet ik ’s avonds in een soort McDonald . Had dit zelf nooit
uitgekozen. Het eten is goed en origineel, had hij mij verteld. Uitkiezen
mocht ik zelf, maar opscheppen werd er voor mij gedaan. Veel kende ik niet,
dus dat koos ik veel, met de bedoeling, een beetje van alles te proberen.
Echter van alles wat ik aangewezen had kreeg ik een bord vol. Het was veel,
maar ook heel erg lekker. Wat ik gegeten heb kan ik helaas niet vertellen.
Midden in het centrum staat op een straathoek, een grote vrachtauto met een
Nederlands kenteken. Praatje maken? Kijk de cabine in. De chauffeur kijkt
wazig voor zich uit, zingt en speelt gitaar. Besluit hem toch maar niet aan
te spreken.
Donderdag 11 juli 2002 | Silistra (Bulgarije) – Euforie Nord (Roemenië) (147 km)
|
Moordende dag. Veel felle zon. Harde wind tegen. Venijnige heuvels met
kasseien.
Ik was vroeg aan de grens. De enige. Dit gaat snel dacht ik nog, maar de
douanier had alle tijd voor een praatje. En bij dergelijke mensen loop je
niet zo maar weg, zeker niet als hij je paspoort steeds in handen houdt.
De
laatste grensbeambte, de Roemeen, deed vaderlijk het hek van zijn land open.
Met een hand op mijn schouder, wenste hij mij een goede reis. Ook had hij me
een soort noodbriefje meegegeven. Het is wel niet in het Engels, zei hij,
maar alle belangrijke telefoonnummers staan er op.
Daarna begint het. Een heel mooie weg, met prachtige vergezichten op de
Donau. Maar klimmen op kleine kasseien, verschrikkelijk. Een aanslag op
mens- en fietsonderdelen. Echter ook lonend, velden met zonnebloemen, zover
het oog reikt, glooiend tegen de heuvels.
Als de dag vordert, klimt de zon en trekt de wind aan. Vandaag, heb ik me
vaak afgevraagd, waar doe ik dit voor? 38 graden, krachtige wind tegen,
steile heuvels.
Rond het middaguur kies ik een binnenweggetje, een kortere weg naar de kust.
Echter de binnenweggetjes van de kaart, houden ineens op te bestaan. Het
begon goed. Van de hoofdweg af vroeg ik iemand de weg. Zijn Engels was niet
zo goed, follow me, zei hij. Links, rechts rij enkele minuten achter de auto
aan. Daar is de weg. Dank u wel. Gaat goed, even met de wind in de rug. Dan
buigt de weg, weg van de spoorlijn, waar deze volgens de kaart nog verder
zou moeten gaan.
Vraag een boerin, die met haar prachtige dochter op paard
en wagen aangereden komt. Ze vertelt heel veel, het meest versta ik niet.
Telkens als ik even op de kaart kijk, pakt ze mijn schouder en ‘dwingt’ me
haar aan te kijken. Zeer vriendelijk. Wat ze verteld wil ik eigenlijk niet
horen, ik moet een groot eind omrijden, de wegen op de kaart bestaan niet.
Ik bedank haar hartelijk en ga verder.
Twintig kilometer verder vraag ik nogmaals de weg aan een politieagent Hij
vertelt hetzelfde als de boerin. Omweg, terug, en het is al zo heet. Is er
echt geen binnenweg? Ik toon hem de kaart. Gevaarlijk, indianen lacht hij.
Ik ben cowboy zeg ik lachend terug. Eigenwijs ben ik wel, maar zo eigenwijs
om niet de aanwijzingen van de agent te volgen, nou ook weer niet. De
politieagent is zeer afstandelijk.
Terwijl we staan te praten, drink ik wat.
De dop van mijn drinkfles valt op de grond. Ik sta met de fiets tussen de
benen, probeer de dop op te pakken. Bijna val ik met fiets en al om. Ben je
moe vraagt? Ik vraag hem beleefd of hij mij de dop wil geven. Dan pas bukt
hij zich.
Aan de Zwarte Zee gekomen ben ik te moe om lang naar een redelijk hotel te
zoeken. Ga een eindje weg van de kust. Neem het eerst hotel, wat er niet te
duur uit ziet en boek voor twee nachten. Ben moe, heb 9 dagen gefietst wil
even wat uitrusten.
Vandaag niet fietsen. Ben ook zonder wekker vroeg wakker. Toerisme aan
Noord- of Zwarte Zee verschilt niet veel.
Terrassen, restaurants,
strandtenten, boulevard en souvenirs alles ziet er grotendeels hetzelfde
uit. Voor zover in kan beoordelen alleen Roemenen hier. Gisteravond in een
restaurant werd de kok uit de keuken gehaald om mijn bestelling op te nemen,
hij was de enige die een beetje Duits sprak. Ook Engels of Duitstalige
kranten zijn hier niet verkrijgbaar.
In het hotel vraag ik om een plattegrond van het dorp, heeft ze niet. Een
goed restaurant? Ze heeft moeite met haar Engels mij dit uit te leggen, maar
doet wel goed haar best en is zeer vriendelijk. Dan vraagt ze twee andere
gasten of deze mij de weg willen wijzen. Vader en moeder spreken geen
Engels, maar zoonlief van 14 heeft nu twee jaar Engels op school. Hij is een
beetje verlegen, maar op al mijn vragen geeft hij in keurig Engels antwoord.
Zijn vader heeft vroeger op school Russisch, als vreemde taal, geleerd. Hij
komt uit Noord Roemenië. Ik ben door zijn woonplaats gefietst, wijs hem dit
op de kaart aan. Hij heeft drie maanden vakantie en is elf dagen hier aan de
Roemeense Costa del Sol.
“Here in the valley the lion sleeps tonight” schalt er uit de boxen van de
strandtent. Ik versta (bijna) niets of niemand hier. Maar zij verstaan niet
de tekst van de, voor ons oude, muziek die ze hier spelen. Alleen in de
schaduw van een strandtent met een paar potten bier is het goed uit te
houden. Drie halve liters voor een Euro. Op het strand is het al om 10:00
uur brullend heet. Drink en eet wat. Ga naar de kamer en slaap een paar uur.
Het blijft daarna erg warm, ook aan het strand. Het is hier druk en erg
toeristisch, ben blij dat ik morgen weer verder ga.
Zaterdag 13 juli 2002 | Euforie Nord – Tulcea (141 km)
|
Gode zij dank. Ik ben niet de enige (vakantie)fietser in Roemenië. Na 1500
km de eerste collega fietsers ontmoet, vier Oekraïense mannen, met
uitrusting die stamt uit de tijd van mijn grootvader. We bekijken met veel
interesse elkanders fietsen en uitrusting. Aardige mensen, met de jongste
wissel ik adressen uit. Veel Engels en/of Duits spreken zij ook niet. Ze
wonen in centraal Oekraïne, zijn op weg naar Turkije, Istanboel en gaan dan
weer terug. Een wat oudere man heeft vorig jaar in zijn eentje een rondje om
de Zwarte Zee gefietst, denk ik te begrijpen. Beide partijen vinden het leuk
elkaar, hoewel zonder (goede) conversatie te ontmoeten. Ik heb ze alle vier
denk ik wel vier maal de hand geschud. Als ik ze mijn verdere route op mijn
kaart aanduid, komt één van hun met een overzichtskaartje van Europa
aanzetten. Zou dat hun fietskaart geweest zijn?
Het is nog steeds moordend heet. Liters water, cola en fanta worden naar
binnen gewerkt, maar er komt weinig weer uit. Drink dus nog steeds te
weinig. Vaak denk ik, welke idioot doe dit voor zijn plezier? Ik, maar
plezier heb ik nu even niet. Het landschap met als uitzondering af en toe
zonnebloemen tot de horizon, is nog steeds saai.
Zit nu in Tulcea op een leuk terras met direct uitzicht op de nabij
stromende Donau. Hier begint de Donau delta. Heb nog even gedacht in de
delta een boottocht te maken. Werd direct bij aankomst al aangeklampt, door
bootverhuurders. Snob als ik ben, denk ik dat ik dit ook al wel eens gezien
heb. EN volgens de boeken zijn de interessante vogels juist door druk
toeristisch bezoek, verder de delta ingetrokken, waar excursies, à USD 17
per uur per persoon, niet meer mogen komen. Ook de wervende brochures voor
een excursie kunnen mij niet overtuigen een bezoek aan de delta te brengen.
Echt rustig zitten doe ik hier niet. Zigeuner kinderen, andere bedelaars en
excursie verkopers, alle willen ze constant iets van. Vooral bij de zigeuner
kinderen is het oppassen. Ze komen met twee of drie tegelijk en van twee
kanten. Zijn hondsbrutaal. En kijken ook met hun handen. Zit hier in
Roemenië toch altijd iets gespannen , wantrouwig niet echt relaxed.
Bedelaars en mensen die indringerig iets van je willen, ben ik op mijn
reizen vaak tegen gekomen. Ik dacht dat ik daar inmiddels wel tegen zou
kunnen.
Hier is het wat meer persoonlijker. Zigeunerkinderen komen dicht
tegen je aanzitten en beginnen met hun grote droeve ogen te praten als
brugman. Trekken aan je kleding, je tas. Dronkaards willen je glas
leegdrinken. Deze mensen komen TE dicht bij me. De bediening stuurt ze wel
weg, maar ze komen even snel weer terug. Zo-even had ik gezelschap van twee
zeer goed uitziende dames (van plezier). Netjes bedank ik voor de eer “No
thank you”. Na een straatje verder gelopen te zijn krijg ik opeens een por
tussen mijn ribben “Do you want to fuck?” Nogmaals “No thank you”.
Zondag 14 juli 2002 | Tulcea – Bralia (97 km)
|
T’is een door God verlaten land. Depressief, zelfs met de volle zon erop. De
wat grotere steden zijn het ergst. Rotzooi overal. Vuilnis. Weerzinwekkende
flatgebouwen. Als er ergens een park of plein aangelegd is, fleurt alles
weer een beetje op. En een middel grote stad heeft altijd wel een park en/of
plein, gelukkig. Ik moet wel zeggen, dat er ook prachtige gebouwen en kerken
in de meeste steden staan. Ook moet ik vermelden, dat men druk bezig is deze
te restaureren.
Heb besloten niet naar Moldavië te gaan. Heb (voorlopig) genoeg voormalig
communistisch erfgoed gezien. Het is hier ook veel te warm. Ga richting de
Karpaten. Hoop daar wat verkoeling te vinden. Tegelijkertijd heb ik toch wel
een beetje angst voor de bergen. Ik ben niet zo’n klimgeit.
Vandaag, richting westen langs de Donau, over de uitlopers van de heuvels.
Klimmetjes, van 10% stond vermeld, deden mij op nuchtere maag ’s ochtends
gelijk afstijgen om te voet verder te gaan. Of was het die laatste Johnny
Walker die per se wilde walken.
Het landschap is zo in de heuvels mooi, prachtige vergezichten op de Donau
en Donau vallei aan de ene en aan de andere kant de heuvels met daartegen de
wijnranken. Af en toe toch wel een mooi stukje landschap. Toch zou ik een
ieder, zeker in de zomer, af raden deze tocht te fietsen. Te saai en veel te
warm. Vandaag voor het eerst met een veerboot de Donau overgestoken.
Miserabele uitzichten op verlaten fabrieken en vuilnishopen. Daartussen een
stuk zand, strand, waarop de mensen zich vermaken en zwemmen in de Donau.
Ben nu in het Traian hotel. Vergane glorie. Grote, zeer grote ontvangsthal.
Verlaten, lege, bar. Zeer groot restaurant, waar ik nu alleen zit, omdat ik
even met rust gelaten (bedelaars) wil worden. Dit hotel moet tijdens het
communistische regime voor de crème de la crème geweest zijn.
Geen enkel zichzelf respecterend hotel laat zijn gasten zo met zijn bagage
zeulen als hier. Overal ter wereld staat iemand voor je klaar, weliswaar een
kleine vergoeding verwachtend, maar dat heb ik er altijd graag voor over.
Gisteren kon ik de deur van het hotel met een volgepakte fiets niet open
krijgen. De mensen achter de balie bleven stoïcijns. Toen ik echter wat al
te harshandig met de deur omging kwamen ze toch aanzetten. Meer voor de
deur, dan voor mijn persoon, denk ik. Echter met de (zeer) trage bediening
in bars en restaurants val het reuze mee. Vaak, zeer vaak, zijn ze
vriendelijk, met snelle bediening. Dat is dus al ten positieve gewijzigd.
Een dode hond op straat, is in Nederland een uitzondering. Hier in Roemenië
regel. Één dode hond per 10 km, kan er maar niet aan wennen. Zeker niet zo
’s ochtends op de nuchtere maag, als er weer zo’n vers lijk, met de darmen
bezijden uitgespreid, op straat ligt. Heb nog nooit zoveel dode honden
gezien. De stank, in deze hitte, is onverdraaglijk.
De Roemenen komen, op het eerst gezicht, erg onvriendelijk over. Zodra ze
aangesproken worden en ze verstaan wat je zegt zijn ze ontzettend
vriendelijke en behulpzaam. Ik denk dat de achterdocht van het oude regiem,
met overal geheime politie, er nog steeds in zit. Zo even had ik zelf een
stille achter me aan. Had enkele foto’s van gebouwen gemaakt en wilde in een
park een oud vrouwtje die duiven en honden zat te voeren fotograferen. Ging
dus met fototoestel in de hand tegenover haar op een bankje zitten. Man komt
voorbij, kijkt me aan.
Gaat daarna heel aandachtig een beeld bestuderen,
loopt er rond. Kijkt me nog eens aan en gaat dan op het volgende bankje
naast me zitten. Stop mij fototoestel weg. Wacht even en loop dan weg. Zit
nu op een terras, heb ik hem afgeschud? Of was het mijn eigen achterdocht?
Zouden BOSS, Calvin Klein en NIKE weten dat ze hier zo populair zijn. Soms
zie ik LIKE in plaats van NIKE. Veel jonge mensen in de wat grotere steden
gaan gekleed in de grote merken. Of zou alles LIKE zijn?
Maandag 15 juli 2002 | Braila – Adjud (142 km)
|
De buitenkant kan bedriegen. HOTEL. Mooie blauwe kunststof kozijnen aan de voorzijde.
Binnenkant een grote vuile oude rotzooi. Under construction. Deze keer
zijn ze wel degelijk druk bezig eerste etage volop in de verbouwing.
Tweede, waar ik een kamer mag uitzoeken, grote gaten ik de deuren,
tapijt met scheuren en gaten. Kamers smerig. Het is om het even welke ik
kies. Kies degene zonder gaten in de kamerdeur. Het is nu 2 uur, als ik
het goed begrijp is er om 4 uur weer water. Nu staat de kraan droog. De
prijs, ongeveer 4 Euro past er wel bij. In Roemenië worden kamers niet
per persoon maar per kamer verhuurd. De prijs met twee personen, voor
deze kamer was dus ook 4 Euro geweest. Ik had verder kunnen fietsen, in
deze hitte, weer ongeveer 35 graden niet erg aangenaam. Ik ben al lang
blij, dat ik hier iets gevonden heb. In de boeken stond voor deze stad
geen onderkomen vermeld.
In een nabij gelegen restaurant hebben ze geen menukaart. De
vriendelijke dame begint te vertellen wat ze kan aanbieden. Ik versta
niets. Laar haar mijn Lonely Planet boek zien. Daarin wijst ze aan wat
ik al dagenlang zoek. Cjorba de Burta. Soep met knoflook en vlees,
lekker, beetje zurig door de room.
Het is maandag, het verschil met gisteren en het verkeer op de weg is
goed te merken. Langs de straatkant levende handel in tomaten,
komkommers, meloenen, aardappelen, aubergines en paprika’s. Ze worden
per emmertje of in grote kisten door particulieren aangeboden. Ik zie
auto’s die hun kofferbak eenvoudigweg volstorten met tomaten. Zakken met
komkommers op het dak, afgeladen, diep in de assen weggezakt rijden de
kopers terug.
Dinsdag 16 juli 2002 | Adjud – Draguseni (157 km)
|
Ben nu in het Holiday IN Motel. Stel je er niet te veel van voor. Echter om
14:00 uur wel warm water, wel niet op de kamer, in een gemeenschappelijke
wasruimte. Een restaurant met airco. EN ik voel me hier op m’n gemak.
Aardige mensen, rustige omgeving. Even buiten het koedorp Draguseni. En dat
voor 10 Euro. Fietsen ging vandaag hartstikke goed. Weinig heuvels, weinig
of geen wind. De echte oorzaak, is doping. Echte Oostblokse sporters doping.
Omdat ik al enkele nachten van de spierpijn wakker word heb ik bij een
farmacie, magnesium, calcium en zink ineen gekocht. Spierpijn had ik
vanochtend nog wel een beetje. Fietsen ging als een tierelier.
De wegbewijzering in Roemenië is uitstekend.
De wegen staan keurig netjes
met wegnummer aangegeven. Soms een beetje demotiverend nauwkeurig, met
kilometerpaaltjes. Waarop het volgende kleine dorp en een grote stad, vaak
mijn eindbestemming van die dag, staan aangegeven. Toch soms zwaar 150
kilometer tot nul te moeten aftellen. Ook de kwaliteit van de wegen is voor
(mijn) buitenlandse begrip goed. Spoorrillen langs een drukke weg, dan is
het voor de fietser moeilijk om zo rechts mogelijk te fietsen. Zijn deze
spoorrillen aanwezig, of is het gevaarlijk om te rechts te rijden, dan fiets
ik midden op de rechter weghelft.
De Roemeense autorijder met audi of mercedes heeft geen Duitse autobahn
nodig om 130 te rijden, kan hij hier ook goed op de doorgaande wegen. Toch
heb ik nog geen gierende remmen achter mij gehoord. Ze claxonneren wel,
meestal ga ik niet de berm in, dan remmen ze wel, indien nodig. Klinkt er
echter paniekerig, doordringend claxon geluid, dan ga ik wel even, als het
mogelijk is de berm in. Is het niet mogelijk, dan wacht ik met stijve
opgetrokken schouders af, wat er zal gebeuren, Tot vandaag alles oké.
Woensdag 17 juli 2002 | Draguseni – Campulung Moldovenesc ( 94 km)
|
Een totaal ander Roemenië, hier in het noorden, in de Karpaten.
>Prachtig,
met blikken dakgoot ornamenten, versierde houten huizen. Geen, of zeer
weinig roestfabrieken en woongetto’s. Een verademing. Doet erg denken aan de
liefelijke dalen van Oostenrijk, maar dan met een geheel eigen charme. Zoals
gewoonlijk was het vanmorgen om half zes aangenaam fris. Maar vandaag blijft
het fris en het word nog frisser, naarmate ik hoger de Karpaten in kom. Het
heeft hier vannacht zwaar geregend. Om 10:00 uur een aangename temperatuur
van 23 graden. Zeer aangenaam als je, langzaam, aan het klimmen bent. Ben nu
op 600 meter hoogte, morgen een pas van 1100. De Karpaten zijn veel hoger,
maar als niet klimmer moet je je fiets niet over de hoogste passen sturen.
Internetcafés zijn er meer dan ik verwacht had.
Echter in de meeste worden
op de lokale PC spelletjes gespeeld. “Problem with the server” als je vraagt
of ze Internet hebben. Vind je er een, dan is deze irritant traag. Duur is
het niet 10.000 Lei per uur, ongeveer 70 cent, online .
Het oude gebochelde vrouwtje, dat voor mij op het terras staat te schuilen
voor de regen, heeft zojuist de kranten van de politieagent teruggekregen,
waarschijnlijk niet betaald, alleen gelezen, kleine afpersing. Een groot
stuk plastic beschermt haar handel in kranten en tijdschriften. Tot mijn
verbazing ook ‘vieze boekjes’. Voor mij is de regen en welkome afkoeling,
niet meer de gehele dag 30 tot 40 graden.
Donderdag 18 juli 2002 | Campulung Moldovenesc – Visue de Sus (128 km)
|
Twee cols vandaag 1100 en 1400 meter hoog. De eerste had ik op mijn kaart
gezien, en me er dus psychisch op voorbereid.
De tweede is een verrassing.
Gaat goed, langzaam, maar goed. Ben vroeg vertrokken, om niet in de zon te
klimmen. Het is fris, heb extra kleding aangetrokken. Fiets door een leuk
dal, links een spoorlijn, rechts een riviertje en daar achter lieflijke
boerderijtjes tegen de berg geplakt. Op de top is het koud, ongeveer 12
graden. Trek nog een extra fleece aan, dan naar beneden. Koud, kouder,
koudst. Vingers wit en stijf van de kou. Stop, sla mijn handen op rug,
spring in het rond, om weer warm te worden. Nu maar wat langzamer naar
beneden. Halverwege de afdaling, sla ik rechtsaf een ander dal in. Weer
langzaam klimmen.
Na een half uur beginnen mijn vingers te tintelen en durf
ik voorzichtig te kijken of ik nog een jongetje ben.
Het dal is prachtig. De mooiste weg die ik in Europa gefietst heb. Heerlijk
natuur, fantastisch mooie huizen, prachtig gedecoreerd. Een aanrader voor de
natuurfietser, weg nummer 18 naar Borsa in de provincie Maramures. Later
verdwijnen de huizen, maar de weg nog steeds langzaam stijgend, gaat nu door
een fantastisch natuurgebied. Het riviertje wordt steeds smaller, slecht
teken, voor een niet klimmer. De weg begint sterker te stijgen. Weer een
col? Yes.
Deze keer 1400 meter hoog. Tot mijn eigen verbazing haal ik met
redelijk gemak de top. Daar aangekomen, staat er een bus met Tsjechische
sportievelingen. Ze stappen uit en op de mountain bike gaan ze met mij de
berg af. Lange afdaling. Weer ‘dode’ vingers van het remmen en de kou.
Prachtige natuur, geniet met volle teugen. Een verademing na al die akkers
en grauwe steden.
Na Borsa zie ik twee vakantie fietsers. Man en vrouw uit Appelscha door
Duitsland, Polen, Tsjechie, Slowakije, Hongarije en nu Romenie op weg naar
de Donau delta.
Daarna met de auto terug. Ze zijn reeds zes weken onderweg.
Vreemd, dat we ons niet eens aan elkaar voorstellen, terwijl we toch bijna
een uur staan te kletsen. Zeer aangenaam om weer eens Nederlands te horen en
te praten. Heb een goed gevoel als ik weer verder fiets. In het vuur van het
gesprek, weer vergeten, adressen uit te wisselen en te vragen of ze een foto
van mij, met mijn eigen toestel, willen maken. Fiets nog 20 km verder en zie
een aangenaam ogend dorpje. Besluit te blijven. Genoeg na twee cols.
Dit deel van Roemenië is na de Twee Wereldoorlog een tijd in handen van
Hongarije geweest. Dit samen met het feit dat het door de bergen ongeschikt
was voor grote communistische landbouwprojecten, heeft het zijn eigen
identiteit kunnen behouden. For me, something completely different, na alles
wat ik na 2000 km van Roemenië gezien heb.
Vrijdag 19 juli 2002 | Viseu de Sus – Satu Mare (171 km)
|
Alleen op de wereld. In een donker bos, een col beklimmend. Geen auto’s, geen mensen,
klimmen.
Het wordt donker en het begint in de verte te rommelen. Vlak
voor de top, een bliksem schicht en een knetterend denderende knal. De
onweersbui hangt recht boven mij. Doornat, eerst van het zweet, daarna
van de regen, bereik ik de top. Het dondert nog steeds, maar het is even
droog. In het dal schijnt de zon. Besluit verder te rijden, stoppen en
ijskoud worden, daar heb ik geen zin in. Amper ben ik weer op weg en het
begint weer te gieten. Zo snel ik kan en durf ga ik de berg af. Het
onweer blijft te keer gaan. Als het vandaag de dag is, door een
bliksemschicht getroffen te worden, dan zij het zo. Zo snel het onweer
komt, zo snel is het ook weer vertrokken. In het dal ben ik weer
helemaal opgedroogd. Pluk een paar pruimen van de vele bomen die hier in
de berm staan.
In een dorp aangekomen zit daar, mismoedig kijkend, een man in een
bushokje.
Naast hem een volgepakte fiets. Het is een 61 jarige Duitser
uit Frankfurt. Alleen onderweg. Ik weet niet meer welke kant ik op wil
zo verteld hij mij. Ik zit hier al een half uur en vraag me af of ik
verder wil of terug ga. Dertig jaar heb ik hier, in Roemenië tijdens het
communistische regiem, gewoond, ben nu voor het eerst weer terug. Alles
is veranderd. T’is smerig geworden. Ja, beaam ik overal ligt vuilnis.
Dat niet alleen zegt hij ook de mensen, vroeger kostte een brood overal
2 Lei. In het noorden of het zuiden. Nu wil iedereen meer. Grote huizen,
grote auto’s, t’is smerig. Wat dit alles met smerig te maken heeft
begrijp ik niet zo goed.
Kom er ook niet achter want de man kletst maar
door. In deze streek, Oasi, zegt hij worden de in het westen gestolen
auto’s omgebouwd, zodat ze weer ‘legaal’ verhandeld kunnen worden.
Allemaal bandieten. Als ik daarna nogmaals hetzelfde verhaal te horen
krijg, wens ik hem geluk met zijn beslissing en zeg dat ik verder fiets.
Ik blijf nog even zitten nadenken zegt hij.
Vanmorgen, ook nog twee fransen ontmoet. Waren vanuit Frankrijk hier in
Roemenië aan het rondrijden. Hadden de hoogste bergpassen, hier 2000
meter, uitgezocht en deze alle gefietst, dwars door de Karpaten. Ze
bieden me om 9 uur al een pils aan. Non merci.
Daarna begint het weer te regenen. Ik wil nog 60 km. In de verte wordt
de lucht helderder, maar schijn deze maar niet te bereiken. Vijf km voor
het einddoel wordt het droog. In een hotel aangekomen raak ik, in het
Engels, aan de praat met de baas van het spul. Hij vraagt of het niet
gevaarlijk zo onderweg met de fiets. Ja, misschien wel, maar ik als ik
hier straks de straat oversteek kan ik ook overreden worden. Dit doet
hem grijnzen. Hoe oud bent u? Ik word dit jaar 50. U ziet er veel jonger
uit, de baliebediende, die mijn woorden door zijn baas vertaalt krijgt,
pakt mijn paspoort er weer bij. Klopt. Een Roemeen, zegt hij, zou dit
nooit doen, ze zijn wel sportief, maar heeft een geheel andere, een wat
gemakzuchtiger, kijk op het leven.
Rondje Roemenië bijna voltooit. Morgen weer terug naar Hongarije. Heb op
de kaart een merengebied gezien, dat wordt mijn volgende doel.
Zaterdag 20 juli 2002 | Satu Mare (Roemenië) – Hortobagy (Hongarije) (163 km)
|
Bij de grens is het nog droog. Voor de grens staat een
rij van ongeveer 40 voetgangers en fietsers. Daar aan te sluiten, heb ik
geen zin in. Fiets naar de autorij, en wacht netjes achter de eerste.
Tsjak, tsjak, weer een stempel en ik ben Roemenië weer uit. Nogmaals
tsjak, tsjak aan de Hongaarse kant en weer zonder problemen de grens
over.
Mijn laatste Lei heb ik vlak voor de grens voor Hongaarse Florint
ingewisseld. Aan de buitenkant ziet het wisselkantoor er bonafide uit.
Binnen kijkt de man mij sterk fronsend aan als ik om een rekening vraag.
Voor hoeveel ben ik nu weer getild?
In Hongarije begint het weer met die vermaledijde borden “verboden voor
fietsers” Deze keer wel een fietspad er naast. Dan toch maar op het
fietspad. Aan het begin van het pad staan twee ongure mannen met fiets.
Als ik voorbij kom fluiten ze naar drie verderop staande mannen. Als ik
die nader legt een van de mannen zijn fiets midden op het pad. Nu gaat
het mis, schiet het door me heen, zo achter de bomen, word ik
overvallen. Waarom weet ik niet, maar fiets toch gewoon door. Als ik
dichtbij kom pakt de man zijn fiets op en zet hem aan de kant. Loos
alarm. Er staan nog meerdere ongure typen met fiets. ‘Grijze’
grenshandel?
Onderweg meerdere politiecontroles voor auto’s. De gehele auto wordt
doorzocht.
Na een uurtje in Hongarije begint het te regenen en houdt zeven uur
later pas op als ik mijn eindbestemming bereik. De douchebak ligt vol
zand.
Laatste deel gaat over de poesta. De poesta zo als ik die me
herinner uit films. Oneindige, bijna onvruchtbare, vlakten. Af en toe
een boerderij. Wat opvalt zijn de vele bliksemafleiders op en naast de
boerderijen. Hier moet ik niet blijven fietsen tijdens een onweer.
Onderweg ook de tweede grootste stad van Hongarije, Debrecen,
doorgefietst. Grote steden, zoals ik die ervaar, zijn een crime voor
doorgaande fietsers. Je mag niet op de hoofdweg en op nevenwegen staat
de richting niet aangegeven. Ik blijf dus stug op de hoofdweg fietsen,
verboden voor fietsers, maar de richting staat wel overal perfect
aangegeven. Toch voel ik me wel wat verloren in de stromende regen
tussen al die voort razende auto’s. Weer zeer veel overtredingen begaan
vandaag.
De zon is fijn, maar toch was vandaag zo in de regen niet zo inspannend.
Met gemak, met pauze’s, meer dan 20 km per uur gefietst. Ook mijn eigen
waterhouding komt weer op orde. Doordat ik nu weinig gezweet heb, kan ik
nu weer na elk pilsje urineren, in plaats van per drie liter bier.
Originele landmuziek. De toeristenbussen zijn van de poesta vertrokken.
In mijn hotel, annex café, annex restaurant, zitten op het terras, onder
mijn raam, de Hongaren vrolijk, met mondharmonica, zeer luid te zingen.
Klinkt niet slecht, een beetje droevig. Ze drinken veel, hoop dat ze het
niet lang volhouden, kan ik op tijd gaan slapen.
De poesta is vlak, niets, en tegelijkertijd VOL van leegte. Mooi. Mijlen
ver te kunnen zien zonder huizen flats fabrieken.
Alleen de horizon.
Iets trekt mij aan in deze leegte. Heb voor morgen een route over
binnenweggetjes door de poesta uitzocht.
Wat maakt het leven interessant? De tegenstellingen! Vanmorgen in de
stromende regen over de poesta. Nu, na een heerlijk maal, nog met wijn
nagenietend. Tegenstelling. Het altijd goed hebben is op den duur ook
niet zo leuk meer. Dat is wat het fietsen, wat regelmatig afzien is,
voor mij ook interessant maakt. En na het fietsen een koel fris pils en
goed eten. En morgen? Zon? Regen?
Zondag 21 juli 2002 | Hortobagy – Gödöllö (199 km)
|
Om 12 uur, bereik ik volgens de boeken een mooie stad. Het is
zondag, alles dicht, heet, doods, voor mij niet zo’n mooie stad. Het is nog
vroeg en wat moet ik hier de gehele middag alleen in een dode stad.
Fiets
verder naar de volgende, wat grotere stad, daar weet niemand mij te
vertellen of en waar hier een hotel is. Bijna 200 km gefietst, ik heb nu
geen zin meer. Rij wat rond. Zie opeens zo’n blauw bord met een bed, 1500
meter, doen. De asfalt weg wordt een zandpad en kronkelt zich steeds dieper
de bossen in. Waar kom ik nu weer terecht? De 1500 meter worden er 2500, dan
opeens een open ruimte met enkele huizen. Pension/manege, in vroegere tijden
een jachthuis. Ja, er is nog een kamer. Zeer ruime en mooie kamers. Vergeet
de prijs te vragen. Vraag wel of ik iets te drinken en te eten kan krijgen.
Drinken is geen probleem, maar voor een restaurant moet ik terug naar de
stad. Of, wacht, ik vraag mijn vrouw of ze nog iets heeft, kan niets
beloven.
Hij brengt het bier. Later komt mevrouw, dekt een tafel naast mij
in de schaduw van een grote boom, en zegt dat de schweine goulash in vijf
minuten klaar is. Ik eet fantastisch. Hier geen opdringerige bedelaars,
rust. Zo te zien ben ik de enige gast op deze grote boerderij.
Zei ik gisteren, dat tegenstellingen het leven interessant maken? Dit is een
mooi voorbeeld. Tien uur in de hitte gefietst. Geen onderkomen kunnen
vinden. Geen zin meer om verder te gaan. Nu zit ik met een uitstekend pils
en voortreffelijk maal in alle rust te genieten.
Vanmorgen over de poesta, met achter mij de opkomende zon was fantastisch.
Veel mooie vogels, vergezichten, een leegte die vol is met alles, als je
maar kijkt. Urenlang fiets ik door kleine dorpjes, alle met voor dat dorp
een onwaarschijnlijk grote en mooie kerk, soms twee. Grote vlakten met af en
toe een boerderij.
Ben er niet geweest, ga er ook niet naar toe, maar lees in mijn Lonely
Planet boek dat hier in Gödöllö Sissi’s en Franz Joseph’s favoriete paleis
is gevestigd. Bijna geheel gerestaureerd, de communisten hadden het als
bejaardenhuis gebruikt, is het nu te bezichtigen.
Maandag 22 juli 2002 | Gödöllö(Hongarije) – Komarno(Slowakije) (125 km)
|
Snoeiharde wind, op de Donau vlakte, aan de Slowaakse kant. Ik pers met
moeite 15 op de kilometerteller. In de luwte van de dorpjes, langs de Donau,
is het weer heerlijk fietsen. Prachtig zicht op de rivier.
Toen ik vanmorgen opstond begon het in de verte te rommelen. Klaar om de
fiets te bepakken en het begint te regenen. Wacht toch maar even. Van vier
zijden klinkt er gedonder en zie ik bliksem. Na al die bliksemafleiders
gezien te hebben, heb ik nu toch wel een beetje meer ontzag voor dit soort
weer. Wacht dus maar een uurtje. Het onweer trekt weg, de regen blijft. Ga
toch maar fietsen. Het zandpad van gisteren is het modderpad van vandaag.
Loop af en toe een deel.
Steek vandaag tweemaal de Donau over. Eerst in Hongarije met een pontveer.
Als ik bij het veer aankom, is de pont net vertrokken.
Uurtje wachten. De
zon is er al weer en op een leuk terrasje, met een prachtig zicht op de
Donau is het heerlijk toeven. Het stikt hier van de toeristen. Na de pont
fiets ik nog 25 km lang de Donau naar de volgende stad. Onderweg kom ik
meerdere afstands fietsers tegen. Ik rem, maar de andere zijde heeft geen
behoefte aan een praatje. Kan ik me ook wel voorstellen, als er zoveel
fietsers onderweg zijn. Ik zie zelfs een man in een elektrische rolstoel met
aanhanger en begeleider op de fiets erachter. De rolstoeler zwaait
enthousiast terug, de fietser kijkt nukkig, stug voor zich uit.
Bij de grens met Slowakije staan weer tientallen fietsers en voetgangers. Ik
blijf bij het beproefde concept; fiets de auto’s voorbij en sluit achter de
eerste aan. Gaat prima. Paspoort bitte, even kijken, oké! Hou mijn paspoort
nog even bij de hand, meestal moet het vaker gestempeld worden. Fiets
langzaam verder. Een douanebeambte maant mij door te fietsen. Dan ben ik
over de brug in Slowakije.
Heb ik de Hongaarse douane gemist?
Na 50 km met tegenwind kom ik op mijn eindbestemming. Bij de eerste Bankomat
trek, ik gok, 1000, uit de muur. Wat het zijn en hoeveel ze waard zijn weet
ik niet. Zo’n ongeplande vakantie heeft voor- en nadelen. In het centrum
fiets ik een beetje rond en besluit een hotel binnen te gaan. Kost 960, ik
zeg maar ja. Blijkt, zie ik later, ongeveer 22 Euro te zijn, kamer met
toilet, douche en ontbijt.
Zoals gezegd heb ik als fietser de pest aan grote steden. Budapest heb ik
dan ook ben een grote boog rechtsom omfietst. De volgende uitdaging is
Bratislava, door de stad, of door de bergen. Moeilijke keuze. Loop al een
uur door de stad, om gedetailleerde landkaarten te kopen, kan er geen
vinden.
Wie zei dat Slowakije arm is? Tot nu toe weinig armoede gezien. Ziet er veel
beter uit als Roemenië. Deze provinciestad, Komarno, heeft zeker allure. Ze
hebben nog wel geen Oranjerie, maar wel iets wat er verdacht veel op lijkt.
Zo-even twee fietsende Zwitsers uit Sankt Morrits ontmoet. Deze vertellen
wel degelijk van de armoede die zij gezien hebben. Maar ook van het goede
goedkope eten en onderkomen dat zij tegenkwamen. ’s Avonds eten we
gezamenlijk op een terras.
Dinsdag 23 juli 2002 | Komarno – Holic (166 km)
|
Even een dip. De eindbestemming, die volgens de kaart een bezienswaardige
stad zou moeten zijn, is niet bezienswaardig. Het hotel blijkt geen hotel
meer te zijn. Het guesthouse ziet eruit als de berlijnse muur met ramen.
Neen dus. Dan verdwijnt ook nog de zon achter de wolken. De volgende grotere
plaats is 25 km verder. Dicht bij de Tsjechische grens. In een grensplaats
is meestal wel een hotel te vinden. Klopt en ook nog een mooi hotel.
Vlak voor dit dorp ontmoet ik een ook solo fietsende man. We stoppen. Met
alle respect voor de gehandicapte medemens, maar het is zeer moeilijk
praten, met een Slowaak met een spraakgebrek en een gebrekkige kennis van de
Duitse taal. Hij woont in de plaats waar ik vannacht geslapen heb. Hij heeft
een stapel ansichtkaarten van de oorden waar hij in Tsjechië en Slowakije
gefietst heeft. Bij elke kaart heeft hij een verhaal. Jammer, maar ik versta
er niets van. Na de kaarten bekeken te hebben, wensen we elkaar een
voorspoedige reis en gaan elk ons weegs.
Vanmorgen begon heerlijk. Aangenaam fris weer. Door liefelijke dorpjes,
langs rivieren en kanalen. Kun je zien hoe verschillend mensen tegen
dezelfde zaken aankijken. De Zwitsers, die ik die ik gisteren ontmoette,
zijn via Oostenrijk Slowakije binnengekomen en vinden dit land smerig en
arm. Ik kom via Roemenië en vind het mooi, in vergelijking met Roemenië ziet
het er hier zeker niet smerig en arm uit.
Ik weet het niet zeker, maar het kan zijn dat ik vanmorgen een kilometer of
20 op de autosnelweg gefietst heb. Rij een drukke weg, rondweg voor een
grote stad, op. De richtingsborden zijn groen in plaats van blauw. Twee maal
twee gescheiden rijbanen. Ik blijf zo rechts mogelijk op de vluchtstrook
fietsen. De medeweggebruikers reageren niet ongewoon. De politie, die mij,
op de andere strook, tegemoet komt, onderneemt ook niets. Bij de op- en
afritten is het goed uitkijken. Eigenlijk is het hier veiliger dan op een
normale doorgaande weg. Hier heb je als fietser tenminste een brede
vluchtstrook en het verkeer raast op beide wegen bijna even snel voorbij.
Dan verschijnen opeens, de ook voor mij bekende, autosnelweg borden. Het is
nog 8 km, nog even volhouden. Gaat gelukkig goed.
Woensdag 24 juli 2002 | Holic (Slowakije) – Vranovska ves (Tsjechië) (118 km)
|
Ik weet (nog) niet in welk dorp ik nu ben. Ik ben moe.
Spierpijn. De heuvels vallen me zwaar vandaag. Als het 12 uur is, begin
ik uit zien naar een hotel. Ben het zat, moe, harde tegenwind. In de
bocht van de weg, een paar honderd meter er vandaan, staat hotel CLUB.
Klinkt een beetje als een seks club, kan me nu even niet deren, boek
toch een kamer. De waard vraagt 800 kronen. Is dat veel? Achtmaal de
landkaart, die ik vanmorgen gekocht heb. Verrassingen zijn ook (vaak)
leuk en behoren bij een ongeplande reis. (Bij het afrekenen blijkt de
prijs van de kamer ineens 400 te zijn.)
Vanmorgen vroeg de Slowaaks Tsjechische grens overgestoken. De Slowaken
bekommeren zich niet om het uitgaande verkeer. Aan de Tsjechische kant
zit nog een echte oude norse oostblokker, nonchalant streng, kauwgom
kauwend bekijkt hij mijn paspoort. Zonder iets te zeggen bladert hij
door het paspoort, krijg het, ook zonder een woord, terug, en kan gaan.
Bij het omwisselen van de Slowaakse naar de Tsjechische kronen, vraagt
de aardige mevrouw of ik ook een autobaanvignet nodig heb. Moet dan toch
wel even grijnzen. Op de landkaart, die ik net gekocht heb staat een
gedeelte wat ik gisteren gefietst heb, wel degelijk als autosnelweg
ingetekend.
Ik fiets het eerste deel door een fantastisch mooi glooiend landschap.
Leuke dorpjes, wijngaarden, langs meertjes. Af en toe een 12 procentje,
maar voor mij de goede kant op. Kleine dorpjes met fantastisch grote
kerken. Hier, maar nog veel meer in Roemenië; Wie of wat er in deze
kerken ook aanbeden wordt, het kan toch nooit de bedoeling van de
aanbedene geweest zijn, dat de bevolking straatarm is, terwijl midden in
hun dorp zo’n grote dure kerk staat.
Donderdag 25 juli 2002 | Vranovska ves – Pisek (165 km)
|
U kent ze wel, langs de kant van de weg, de kruisjes, de gedenktekens, voor
de mensen die op die plaats in het verkeer zijn omgekomen. Ik heb er
inmiddels honderden gezien. Kijk er altijd bewust naar, doe dan een soort
schietgebedje voor mijn eigen goede gezonde tocht. Vandaag echter, ben ik
even gestopt voor een dergelijk gedenkteken. Zag een prachtig zwart
gepolijste steen met in gouden letters;
Met daarnaast een foto van een motorrijder. Mocht ik ooit een graf krijgen
en men wil ter nagedachtenis van mijn persoon er iets opschrijven, dan mag
deze tekst van mij geschreven worden.
De dag begint koud. Stop om sokken aan te trekken. Pas tegen een uur of
negen breekt er een waterig zonnetje door. Het klinkt misschien saai, maar
wederom liefelijke dorpjes, meren, vergezichten. Veel vruchtbomen langs de
kant van de weg appels peren, pruimen.
Ben in Pisek. In een hotel aangekomen, begint het meisje achter de balie, na
mijn paspoort gezien te hebben, in vloeiend Nederlands tegen mij te praten.
Ze heeft een paar jaar in Nederland gewoond en daar MAVO gedaan. Werkt nu de
zomermaanden in dit hotel. Er komen zeer weinig Nederlanders hier.
Vrijdag 26 juli 2002 | Pisek – Stribro (115 km)
|
Kom tijdens lunchtijd het Pension/Restaurant binnenvallen. De waard is druk
bezig in het restaurant, volle bak. Inboeken, betalen, sleutel en zoek het
maar uit. Sleep de fiets twee etages omhoog naar mijn kamer. In vergelijking
met gisteren niet duur. Weet nog steeds niet wat een kroon waard is. Betaal
gewoon.
Vanmorgen weer erg koud, ongeveer 12 graden. Steenkoud de heuvels af,
zwetend er tegen op. Ik verbaas me op een gegeven moment dat ik gewoon vlak
fiets, is even zeer aangenaam. Toch begin ik aardig aan de heuvels te
wennen. Wederom mooie vergezichten. Dorpjes tegen en op de heuvels met grote
kerken en of kastelen, magnifiek gezicht.
Het is een leuk stadje. In een half uur heb ik alles gezien. Internet café
gezocht, niet kunnen vinden.
Het regent af en toe. Op dergelijke dagen, kun
je, zeker als je alleen bent, beter gewoon de gehele dag doorfietsen.
’s Avonds in het restaurant, zet een Duitse familie zich zeer onrustig om
zich heen kijkend aan een tafeltje. Na de waard gevraagd te hebben, of ze
ook met Euro’s kunnen betalen, waarop een positief antwoord volgt, zakt de
spanning onmiddellijk. Dan eerst een groot bier zegt de man van de familie.
Zaterdag 27 juli 2002 | Stribro (Tsjechië) – Gütterlitz (Duitsland)(166 km)
|
De dag begint met miezerregen. Deze duurt twee uur lang. Daarna in de mist
een lange heuvel over. Mooi gebied, maar ziet er in dit weer een beetje
mistroostig uit.
Bij de Duitse grens aangekomen, wordt er net voor mij een Duitser ‘betrapt’
op het invoeren van kartoffeln. Is schijnbaar verboden. Uit de rij, de rest
kan doorrijden.
Met Duitse gründlichkeit worden de komende hellingen aangegeven, 1,3 km 7%
omhoog, 800 mtr 6% omlaag, 2 km 7% omhoog enz. Dan ben ik opeens in een dal,
waar een slootje uitgroeit tot een rivier. Nadat ik de Donau afwaarts
gevolgd heb, is dit weer het eerst dal wat ik naar beneden mag volgen.
Prachtig dal. Van het oude Oost Duitsland is nog weinig te zien. Dit in
vergelijking met de landen waar ik op deze reis doorgekomen ben. Na het dal
gaat het weer heuveltje op en af.
De planning voor vandaag heb ik gemaakt op een kaart gekocht in Tsjechië,
niet zo gedetailleerd. De B-wegen zijn in Duitsland erg druk. Koop een
nieuwe kaart en pas mijn route enigszins aan.
Mijn kleding, T-shirt, fietsbroek en af en toe wat ondergoed, heb ik (bijna)
elke dag kunnen wassen. Als IK een douche heb, dan heeft mijn kleding dat
ook. Dus weer te veel kleding meegenomen. Hoewel de gewassen (?) kleding in
de loop van een warme dag wel gauw wat zurig, muffig begint te ruiken. Maar
bij de meeste inlanders valt dit niet op, daar die zich, volgens mij, niet
elke dag wassen.
Zondag 28 juli 2002 | Gütterlitz – Schönau (157 km)
|
Een heerlijk rustige zondagochtend. Enkele uren door prachtige dalen, heerlijk
rustig, rustieke dorpjes. Werkelijk fantastisch fietsen, zo in de
opkomende zon. Af en toe een helling verder redelijk vlak. Rustig is
goed, maar als je de weg kwijt bent en er is niemand aan wie je het
vragen kan, omdat het gehele dorp nog in de zondagochtend rust verkeerd,
is het te rustig. Wat me de gehele reis nog niet gebeurt is, geschied
vandaag enkele malen, ik raak de weg kwijt. De vele rondwegen, die om de
dorpen en steden aangelegd zij, zijn niet voor fietsers.
Aan omleidingen, heb ik me als fietser nooit gestoord. Meestal kun je er
als fietser of voetganger wel langs. Deze keer echter is de gehele brug
weg. Een vriendelijke dorpsbewoner ziet mijn verwarring en wijst me een
smal voetpad door de akkers aan. Aan het einde links, en u kunt weer
verder. Danke. Het is toch wel aangenaam als je op z’n minst de lokale
bevolking kunt bedanken en groeten. Wil dit een volgend keer, hoeveel
landen ik ook doorkom, toch leren.
Bijna op een top van een heuvel gekomen, grijns ik met bezwete kop een
boer aan. Nog even doorzetten, je bent er bijna, zegt hij. Wat zijn de
mensen vriendelijk hier. Besef dan ineens, dat ze waarschijnlijk
dergelijke dingen in Roemenië ook wel gezegd zullen hebben, maar ik heb
ze eenvoudig weg niet verstaan.
Heb je dat nu ook, als je een hotel niet nodig hebt, dat zie je er
genoeg. Heb je er wel een nodig dan zijn ze er niet.
Manege/Gasthof/Pension 200 meter rechts. Prachtig gelegen. Maar wat zie
ik als ik het erf op rij? Tientallen fietsen met bepakking. Ze hebben
hier een rustpauze, en de begeleiders hebben een grote pot soep gekookt.
Praat een tijdje met de begeleiders; groep 40 personen jong en oud, 10
dagen lang, gemiddeld 50 km per dag, kamperen. Alleen is niet alles,
maar als ik dit zie ben ik toch liever alleen onderweg. Tien minuten
voor vertrek klikt er een fluitsignaal, langzaam, langzaam gaat een
ieder naar zijn fiets. Na een half uur is iedereen, inclusief volgauto,
vertrokken.
Na mijn verhaal gehoord te hebben, moet ik in het Gästebuch schrijven.
Ik schrijf natuurlijk in het Nederlands. Alleen “mooie kamers” hebben ze
niet kunnen ontcijferen. De bediening is vriendelijk, omdat ik geen
vrouw bij me heb mag ik mijn fiets meenemen in bed. Nein danke.
Maandag 29 juli 2002 | Schönau – Brenken (181 km)
|
Monntag ruhe tag. Meerdere hotels waar ik aanklop zijn
vandaag gesloten. Dan maar weer verder, in de brullende hitte. Het is
hier inmiddels ook boven de 30 graden. Dan zijn zelfs de heuvels in het
Teutenburgerwald zeer zwaar. Als ik mijn watervoorraad aanvul, raak ik
aan de praat met de juffrouw achter de kassa. Deze wijst me een hotel,
nog geen 50 meter, wat wel open is. Stond nergens aangegeven. Het hotel
heeft meestal ‘vaste’ gasten van een nabij gelegen vliegveldje.
Vandaag veel langs de B7 gefietst. In het begin rustig, later denderend
druk. Hier moet ik weg. Heb echter nog geen gedetailleerde kaarten van
deze omgeving kunnen kopen. Als om 9 uur de winkels open gaan is de rust
op de B7 ook weder gekeerd.
Ook als je meest favoriete hobby fietsen is, kun je er genoeg van
krijgen. Na 4000 km vind ik het welletjes, maar ik ben nog niet thuis.
Ik zou met de trein kunnen gaan. Daar voel ik nog minder voor.
Dinsdag 30 juli 2002 | Brenken – Dinslaken (161 km)
|
De voorlaatste
etappe. Sta weer vroeg op, omdat het vandaag weer een hete dag zal
worden, met in de namiddag onweer. Het is heerlijk fris zo ’s
morgensvroeg. Zelfs de heuvels gaan gemakkelijk. Na een paar uur kom ik
weer in het vlakke land en kan weer ‘gewoon’ fietsen.
Woensdag 31 juli 2002 | Dinslaken – Apeldoorn (110 km) |
Het zit er op. 4144 kilometer gefietst. Gemiddeld 148 kilometer per
dag. Geen enkele lekke band, of andere fietspanne. Ik had voor deze
tocht de maanden juli en augustus gereserveerd. Ben op 31 juli reeds
terug. Enerzijds omdat de omgeving onderweg meestal niet uitnodigde, een
extra nacht te blijven. Ook de hitte, zeker in Roemenië, speelde hierbij
een grote rol. Anderzijds is het alleen fietsen, me deze keer niet zo
goed bevallen. Vaak fietste ik rond het middaguur nog maar een stukje
verder, omdat ik geen zin had, de gehele namiddag alleen in een koedorp
door te brengen.
Door de hitte is het een zware tocht geworden. Vijf kilo afgevallen,
ondanks het feit dat ik genoeg en goed gegeten en gedronken heb
onderweg. De hitte van een landklimaat is een geheel ander hitte, dan
die van de tropen. In Azië heb ik ook meerder tochten gefietst, daar was
het ook zeer warm. Nooit echt last van de hitte gehad. In Roemenië
daarentegen wel. Heb altijd een pet bij me, nooit gedragen. In Roemenië
wel, drukkende droge hitte, met de warme wind erbij is het verkoelende
zweet snel verdwenen. Zoals gezegd is deze tocht geen aanrader. Toch
voor mij wel een grote ervaring rijker.
Wim Leeuw
Apeldoorn augustus 2002
|